Saturday, October 15, 2005

Zonder titel

Waarde volgelingen,

Reeds enkele dagen speelde ik met de gedachte om jullie dit berichtje toe te sturen, en toen ik links en rechts een smekende blik of een luisterend oor meende waar te nemen, kreeg die gedachte meer en meer vorm. Als gevolg daarvan zit ik nu, zaterdagmiddag, voor mijn computerscherm terwijl de meeste, zo niet alle huisgenoten, zich ergens buitenshuis bevinden.
Wat mij zeker van het hart moet, is de buitengewone hartelijkheid die ik van zowat iedereen in de school mocht ondervinden afgelopen woensdag, bij het afsluiten van mijn zesenvijftigste levensjaar. Tot nu toe was mijn verhouding tot de meeste van mijn collega's eerder afstandelijk, op het onverschillige af, en de meeste van mijn collega's hadden bijgevolg een soortgelijke verhouding ten opzichte van mijn persoon. De spontane reacties van (ook vrouwelijke) collega's, om over te gaan tot handtastelijkheden en zelfs meer dan dat bij het uitspreken van welgemeende gelukwensen bij het aanvatten van mijn zevenenvijftigste levensjaar hebben mij een ongelooflijk warm gevoelen bezorgd, in die mate zelfs dat ik ben beginnen overwegen om toch nog enkele jaren langer in hun midden, in jullie midden dus, te vertoeven. Ik werd hierbij niet gehinderd door een gevoel van solidariteit, dat ongevraagd opwelde bij de diverse berichten over de eindeloopbaanperikelen. Ook met deze gedachte blijf ik voorlopig enkel nog spelen, want ik wil de verwachtingen van sommige van mijn medeleerkrachten zeker niet beschamen.
Tot slot wil ik voor vandaag afscheid nemen met een overweging die mijn eega mij via een verjaardagskaart eerder deze week toestak: "De tijd laat alles rijpen, niemand wordt wijs geboren."

Aloysius Primus